Wat is de betekenis van buigzaam?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

buigzaam

buigzaam - Bijvoeglijk naamwoord 1. in staat te buigen Dit materiaal is zowel buigzaam als sterk. 2. overdrachtelijk: bereid zich aan te passen Hij is nooit een erg buigzaam man geweest. Woordherkomst Naamwoord van handeling van...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

buigzaam

buigzaam - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: buig-zaam 1. je kunt het buigen en van vorm veranderen ♢ koperdraad is buigzaam materiaal 2. wie zich gemakkelijk aanpast aan wisselende omstandigheden ...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Buigzaam

adj., bûchsum, linich, slop; het is niet —, der sit gjin bûch yn.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Buigzaam

bn. (...zamer, -st), 1. gemakkelijk buigend of te buigen; 2. (fig.) zich licht schikkend, gedwee : een buigzaam karakter.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

buigzaam

bn.; buigzamer, buigzaamst (1 wat licht buigt of te buigen is; 2 gehoorzaam, gedwee): 1. riet is buigzaam; 2. een buigzaam karakter.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

buigzaam

('buichsa:m) bn. (...zamer, -t) 1. wat gemakkelijk buigt of te buigen is : groen hout is -. Syn. buigbaar. 2. gedwee : een karakter.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Buigzaam

bn. (-zamer, -st), 1. gemakkelijk buigend of te buigen; 2. (fig.) zich licht schikkend, gedwee: een karakter.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Buigzaam

BUIGZAAM, bn. (...zamer, -st), wat gemakkelijk buigt of te buigen is; (fig.) gehoorzaam, gedwee een buigzaam karakter. BUIGZAAMHEID, v.