Wat is de betekenis van buffelen?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

buffelen

Het begrip buffelen heeft 4 verschillende betekenissen: 1) hard werken. hard en gestaag werken. 2) veel en gulzig eten. 3) zich plomp voortbewegen. zich plomp voortbewegen door iets heen, met schade tot gevolg. 4) onbehouwen trappen of koppen. hard en onbehouwen trappen of koppen.

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

buffelen

1) (19e eeuw) (< Dui. büffeln) (inf.) werken; zich hard inspannen. Syn.: bavianen*; ezelen*. • Plots, onder het zware buffelen, kreeg Jan bij het aschblazen en bij het gatendoorsteken, een gloeiend stuk slak zijn oog ingewaaid. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922) • De hele godgeslage dag...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

buffelen

buffelen - Werkwoord 1. (inerg) grote hoeveelheden eten Er werd gebuffeld dat het een lieve lust was. 2. (ov) onder de voet lopen NAC [werd] onder het kunstgras gebuffeld

2024-04-19
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Buffelen

Buffelen - zich volstoppen met eten. Van Hd. büffeln. Du. Büffelfleisch = ingeblikt vlees. Thans in bredere kring gebruikt. ​

2024-04-19
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

buffelen

buffelen: renners die buffelen doen van alles, ze rijden ontiegelijk hard, ze beulen zich af, ze trainen stevig, maar ze schransen ook schrokkerig en nemen stevig voedsel in.

2024-04-19
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

buffelen

Zware inspanningen leveren, vooral aan kop. Als het woord ‘uitgewoond’ nog niet had bestaan, zou Marco Wijling (31) het ter plekke uitvinden. De Noordwijker heeft na tien uur buffelen (de profs doen er volgens verwachting 5,5 uur over) de finish zojuist gehaald, maar echt blij is hij niet. (Algemeen Dagblad, 14/07/1997) In 1988 verbaasde Maechler...

2024-04-19
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

buffelen

(onov ww; onovergank. werkw.) - enorme inspanningen leveren, keihard werken, bv. door aan kop te sleuren. • En zoals Wim van Est over lange afstanden kon buffelen, zo deed er niet een het hem na. (ROOTO)

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

buffelen

buffelde, h. gebuffeld (schransen): die slokop zit weer te buffelen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

buffelen

(buffelde, heeft gebuffeld) veel, gulzig eten : hij zat daar te -.