Wat is de betekenis van bucht?

2024-04-17
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bucht

rommel. ondeugdelijke of vieze waar; rommel; troep. Voorbeelden: Ze denkt niet dat haar broers al eens een drug hebben geproefd. Het gaat hen - vooral Toine dan - om het principe van de vrijheid. 'Maar komt met die bucht niet in mijn huis,' had haar moeder gezegd. Geertrui Daem, Koud, 2001 Zijn spaghetti was é...

2024-04-17
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bucht

1) (16e eeuw) (Barg.) geld. Ook wel: bocht. • Bucht: ghelt. (Anoniem: Der fielen, rabauwen, oft der schalcken vocabulaer. 1563) • De schipper en de verhakkelde krijgsknecht, aan de tafel, spraken in. den Hollandschen tongval; zij spraken de dieventaal, want de molenaar verstond dat zij „after” iemand zochten met „bucht&...

2024-04-17
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

bucht

rommel Hij was een seconde van plan om de pruik zelf 'ns uit te testen, maar bedacht zich. Zijn eigen kapsel was veel te prachtig om het uit model te laten brengen door zo'n lelijk stuk synthetische bucht. (Herman Brusselmans, Guggenheimer wast witter) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 2 Vlaamsheid: 3

2024-04-17
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

bucht

bocht, rotzooi (spreek uit: boecht)

2024-04-17
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

bucht

(de) rommel, bocht, uitschot. Ik ben vies van al de bucht die ze verkopen. - GvA, 15-09-2001.

2024-04-17
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

bucht

Rommel, spul; in toep. op koopwaar van slechte kwaliteit: bocht; ook in toep. op dieren, m.n. ongedierte, en pers., en dan bep.: uitschot. Al de oude bucht van haar hoedenwinkel heeft Fien Janssens dit seizoen verkocht aan Achter-Olen, CLAES 1950, 78. Er hangt over de moerassen de suizende beweging van de insekten, de kevers, de vingerlange muggen...

2024-04-17
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Bucht

(Barg.) geld

2024-04-17
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Bucht

bocht, inham; die Deutsche Bucht, de Duitse bocht (bij Helgoland).