Wat is de betekenis van bruikbaar?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bruikbaar

bruikbaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. nuttig, eenvoudig in het gebruik Er is ook een European Accessibility Act in de maak die pc’s en telefoons beter bruikbaar moeten maken voor de 80 miljoen Europeanen met beperkt zicht. „In de VS zijn ze verder, in Europa staat accessibility nog niet erg op het net...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bruikbaar

bruikbaar - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: bruik-baar 1. geschikt voor de gelegenheid ♢ die haarborstel is niet bruikbaar 2. waarmee te werken is ♢ dit schema is zo ingewikkeld dat het niet br...

2024-04-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

bruikbaar

bekwaam, dienstig.

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bruikbaar

adj., brûkber, brûksum, hânsum, gaedlik; voor alles —, yn alle silen mak; -der worden, bihelterje, bitommelje; door gebruik -der worden, bibiizgje, bibizigje, bibrûke.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bruikbaar

bn. (-der, -st), geschikt tot gebruik, voor een bepaald doel of een functie: een bruikbaar onderwijzer; — (fig.) een bruikbaar mens, geschikt, met wie heel goed om te gaan is.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bruikbaar

bn., bruikbaarder, bruikbaarst: een werktuig eig. en fig.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bruikbaar

('bruiʞba:r) bn. (-der, -st) 1. gebruikt kunnende worden: een instrument. 2. van wie men zich kan bedienen: een mens. Syn. geschikt.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bruikbaar

bn. (-der, -st), geschikt tot gebruik, voor een bepaald doel of een functie: een instrument; (tig.) een mens, geschikt, met wie heel goed om te gaan is.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)