Wat is de betekenis van Brug?

2024-04-24
Orthodontisch woordenboek

Dr. H.J. Remmelink (2022)

Brug

Vervanging van afwezige gebitselement(en) door middel van gegoten voorzieningen die aan naburige gebitselementen bevestigd zijn. Er worden twee hoofdtypen bruggen onderscheiden: conventionele brug of etsbrug. Bij de conventionele brug zit de vervangende voorziening (pontic) vast aan kronen die op de aangrenzende gebitselementen zijn gemaakt. Bij ee...

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

brug

brug - Zelfstandignaamwoord 1. (bouwkunde), (verkeer), (waterstaat) kunstmatige weg over een diepte Nadat zij de brug over waren, bevonden zij zich in de oude stad. 2. een vervanging van tanden 3. (scheikunde) een verbinding tussen twee moleculen 4. (sport) een turnapparaat ...

2024-04-24
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Brug

Brug - 'hij kan geen brug (viaduct) opfietsen': gezegd van een renner die de bergetappes niet aankan, die geen aanleg heeft voor het klimmen.

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

brug

brug - zelfstandig naamwoord 1. verbinding over een rivier ♢ over de brug bereik ik de overkant van het water 1. een brug slaan tussen twee volken [ervoor zorgen dat ze elkaar begrijpen] ...

2024-04-24
Klokkenlexicon

Jaap Zeeman (2011)

brug

Metalen strip met in het midden een lagering en aan weerszijden een voetplaatje. Bij een Frans pendule-uurwerk is de minuutpijp meestal bevestigd aan een brug. Wanneer de balanskloof twee voetplaatjes heeft blijft men toch meestal van een kloof spreken. f: pont d: Brücke e: bridge

2024-04-24
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

brug

Een overbrugging van een gat tussen twee tanden of kiezen. Wanneer je een gebitselement (tand of kies) hebt verloren, kunnen de elementen naast het gat scheef gaan staan. Je kunt ook moeilijker kauwen. Daarom zal de tandarts voorstellen een brug te maken. Die vult de open ruimte in je gebit op. Zo’n brug bestaat dan uit twee of soms meer kronen: éé...

2024-04-24
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

brug

(de; -gen) 1 - verbinding tussen de stangen van het spatbord op de achtervork van een fiets. 2 AL - beweegbare of vaste verbinding voor het verkeer tussen twee punten, die door een water of ook door een droge aardverdieping gescheiden zijn: nog geen brug op kunnen fietsen, nog geen brug (of: viaduct, opgevouwen krant) overkomen, geen aanleg hebben...

2024-04-24
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

brug

(de; -gen) TU - turntoestel bestaande uit twee evenwijdige horizontale liggers (barres of bomen) op vier standers (steunen) die in hoogte en breedte verstelbaar zijn.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

brug

- de brug maken, vrij nemen of krijgen op een brugdag. ‘Gelukkig gebeurt dit op een dag dat veel pendelaars de brug maken’, zucht eerste inspecteur Willem Van Schoor van de NMBS. - LN, 03-11-2001. - <bnl.> Bruggen en Wegen, dienst belast met de zorg over bruggen en wegen, ongeveer zoals Rijkswaterstaat <nl...