Wat is de betekenis van Brommer?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

brommer

Het begrip brommer heeft 4 verschillende betekenissen: 1) bromfiets. tweewielig motorvoertuig voor een zittende bestuurder en eventueel een passagier, met een maximumsnelheid van 45 kilometer per uur en een cilinderinhoud van hooguit 50 cc of een elektromotor met een vermogen van hooguit 4 kW; tweewielig motorvoertuig; bromfiets. Vroeger...

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

brommer

1) (2022) (wielr.) zie citaat. • Brommer: een coureur die veel sneller rijdt dan andere renners; een woord dat weleens een blijvertje kan worden; een brommer is natuurlijk ook een tweewieler. Ook het werkwoord ‘brommeren’ kun je wel horen. (Peter Tetteroo en Henk Tetteroo: De Fiets Scheurkalender. 2023) 2) (1906) (Barg.) ket...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

brommer

brommer - Zelfstandignaamwoord 1. (verkeer) lichte motorfiets met een cilinderinhoud van maximaal 50 cc De bromfiets is flink minder populair onder jongeren. In 2010 hadden jongeren onder 20 jaar nog samen ruim 100.000 bromfietsen in bezit. Begin dit jaar waren dat er nog maar amper 40.000. Dat meldd...

2024-04-25
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Brommer

Amsterdams huurrijtuig Het zat de vrouw van Isaac da Costa niet mee. Zij had erop gestaan dat haar gasten niet met een eenvoudige slee maar met een brommertje werden gehaald en gebracht. Da Costa schreef in 1822 over het voorval in een brief die door W.G.C. Byvanck werd gebruikt in Da Costa's biografie. 'Och, aan den 'brom' (brougham), het symbool...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

brommer

brommer - zelfstandig naamwoord uitspraak: brom-mer 1. fiets met lichte motor erop ♢ als je zestien bent, mag je op een brommer rijden Zelfstandig naamwoord: brom-mer de brommer de bromm...

2024-04-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Brommer

een - op hebben dronken zijn. Syn. een brom in hebben.Informele uitdr.

2024-04-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

brommer

(de, -s), strook papier aan de span van een vlieger die in de wind een brommend geluid maakt. Voor de woenwoen (brommer) gebruikt men een ellipsvormig stuk vliegerpapier dat in de lengte om de draad, welke de boog-printa in zijn vorm houdt, wordt geplakt. Hoe breder de woenwoen, hoe zwaarder het gebrom (Nekrui 17).Etym.: Klanknabootsing; zie het c...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

brommer

groot soort blou vlieg wat brom.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Brommer

(Barg.) ketel