Wat is de betekenis van Brommen?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

brommen

(19e eeuw) (Barg.) in de gevangenis zitten. Wellicht omdat men in eenzame opsluiting in zichzelf gaat zitten praten. Reeds bij Harrebomée en Huizinga. Ook in diverse dialectstudies. Vgl. ook Duitse volkstaal (brummen). • .... we lêzen wel geen kranten, moar in de tegenwoordige tied ku 'j d'r toch wel achter kommen - da'j in Amster...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

brommen

brommen - Werkwoord 1. (inerg) een laag rommelend geluid voortbrengen Er werd als antwoord wat gebromd, maar duidelijkheid kwam er niet. 2. boos en bestraffend praten tegen iemand De leraar bromde tegen zijn luie leerlingen. 3. ergatief op een...

2024-04-25
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

brommen

gevangen zitten In deze betekenis in 1839 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst, maar waarschijnlijk al ouder. In 1856 door T.H. Buser in het Nieuw Nederlandsch Taalmagazijn (p. 123) nog aangemerkt als een typisch Overijssels woord, maar in die periode al in diverse dialecten opgetekend, vooral in het noorden en noordoosten van...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

brommen

brommen - regelmatig werkwoord uitspraak: brom-men 1. iets zeggen omdat je ontevreden bent ♢ je mag niet zo op hem brommen hoor! 2. onduidelijk en laag praten ♢ hij bromt maar een beetje nu hij...

2024-04-25
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

brommen

brommen: verdacht hard rijden.

2024-04-25
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

brommen

In de laatste kilometers de sprint voorbereiden.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Brommen

v., bromme, bromje, brimme,grânzgje, grommelje; (gonzen), holderje.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Brommen

(bromde, heeft gebromd), 1. ben. voor het doffe, laag grommende, natuurlijke geluid van zekere dieren: de beer bromt; — van een bandeloze, tochtige koe: onrustig in de weide lopen, de horens in de grond steken en brullen; — het dof gonzend geluid van sommige insecten, zoals bijen, kevers en bromvliegen; vand. ook van vliegtuigen; &mdash...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

brommen

bromde, h. gebromd (1 een dof grommend geluid laten horen of geven; 2 knorren, pruttelen; met op: berispen; 3 op doffe toon [onverstaanbaar] iets zeggen; 4 gevangen zitten): 1. een tol kan brommen; de basstemmen brommen, een beer kan brommen; 2. moeder zal wel op je brommen; 3. hij bromde iets tussen zijn tanden, dat niemand verstond; 4. een week b...