brei
brei - Zelfstandignaamwoord 1. breiwerk brei - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breien ♢ Ik brei 2. gebiedende wijs van breien ♢ brei! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breien ...
Wiktionary (2019)
brei - Zelfstandignaamwoord 1. breiwerk brei - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breien ♢ Ik brei 2. gebiedende wijs van breien ♢ brei! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breien ...
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
breiwerk Zij legt haar brei neer en heft de armen op, net als een oude pastoor die de zegen gaat geven. (Paul de Wispelaere, Tussen tuin en wereld) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 4 Vlaamsheid: 1
Walter De Clerck (1981)
Breiwerk. Haar brei is uit haar vingers en van haar schoot gegleden, OP DE BEECK 1947, 210.
H.J. Terblanche - M.A., D. Litt
gebrei, met lang penne ‘n draad so deureenstrengel dat dit ‘n geheel word (trui); knoop (net); diervel (rieme), deur wrywing sag maak; deureenknie; op sportgebied afrig; gehard maak.
Dr. H. W. J. Kroes (1951)
pap, brij; den Brei verschütten, de zaak bederven; er geht wie die Katze um den heißen Brei herum, hij draait er maar steeds omheen.
J.H. van Dale (1898)
Het begrip brei heeft 2 verschillende betekenissen: 1. brei - BREI, m. (gew.) breiwerk. 2. brei - BREI, v. (-en), (Zuidn.) stoep.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: