breek
breek - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breken ♢ Ik breek 2. gebiedende wijs van breken ♢ breek! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breken ♢ breek je?
Wiktionary (2019)
breek - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breken ♢ Ik breek 2. gebiedende wijs van breken ♢ breek! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breken ♢ breek je?
H.J. Terblanche - M.A., D. Litt
gebreek, stukkend maak (raak); nie nakom nie (woord); onderbreek; aanbreek (dag); met geweld skei; afwyk (ligstrale); dof word (oë); bedwing (verset); hewig ontroer (hart); loskom van opponente (voetbal); fynmaak; stuit.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: