Wat is de betekenis van branderig?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

branderig

(1906) (Barg.) belust (op iets of iemand); heet, geil. • Hij staat branderig op mijn joekel (hij heeft veel zin in mijn hond). (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Want vader is branderig op aas ... (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch Epos. Deel 3: Manus Peet. Z.j. (dertiende druk). Eerste druk: 1922) • (J....

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

branderig

branderig - Bijvoeglijk naamwoord 1. gevoel dat iets brand De diabetespatiënt had een branderig gevoel aan de voeten. Woordherkomst afleiding van Naamwoord van handeling branden met het achtervoegsel -erig

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

branderig

branderig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: bran-de-rig 1. wat aan brand doet denken ♢ we roken in de keuken iets branderigs 2. scherp, bijtend gevoel ♢ als je een brandnetel aanraakt, voelt da...

2024-04-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Branderig

Botergebrek, dat veroorzaakt kan zijn door een te sterke verhitting van de room, waardoor een intensieve kooksmaak ontstaat. Het kan echter ook ontstaan door een verkeerd verloop van de zuring van de room. Het is dan een veel ernstiger gebrek. De smaak van b. boter herinnert aan die van mout.Het gebrek b. komt ook voor bij kaas; het is dan veroorza...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Branderig

adj., brânnich, branderich, brant(e)rich, fjurrich, hetsich.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Branderig

bn. (-er, -st), 1. aan brand doende denken: een branderige lucht; het eten smaakt branderig, heeft een branderige smaak, is een weinig aangebrand; (bakk.) van een oven: te heet gestookt; 2. branderig sap van planten, scherp, bijtend, bij aanraking ontsteking veroorzakende; 3. brand, ontsteking enz. vertonend: een branderig...

2024-04-25
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

branderig

heet; belust. Hij staat branderig op mijn joekel, hij heeft veel zin in mijn hond.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

branderig

bn. (aan brand doende denken; naar rook smakende of riekende; ontstoken; roodgezwollen; met puistjes; koortsig; brand, uitslag veroorzakend; ontsteking veroorzakend): een branderige lucht; een branderig gevoel aan mijn ogen; fig. dit paard is wat branderig.