Wat is de betekenis van Bouwkundige?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bouwkundige

bouwkundige - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep), (techniek), iemand die verstand heeft van bouwen De bouwkundige moet die constructie maar even goed nakijken. bouwkundige - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de stellende trap van bouwkundig Woordherkomst Afgel...

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bouwkundige

s., boukundige.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bouwkundige

m. (-n), iem. die onderlegd is in de bouwkunde, inz. die deze in de practijk (als beroep) beoefent.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bouwkundige

m. en v. (-n) hij die de bouwkunst als beroep uitoefent: een ervaren -; burgerlijk -, beoefenaar der burgerlijke bouwkunde.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bouwkundige

v./m. (-n), die bouwkunde in de praktijk (als beroep) beoefent.

2024-04-23
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Bouwkundige

Bouwkundige - De boekhouding van een architect. Blz. 199 Handelsstudie, jaarg. 1910.

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bouwkundige

BOUWKUNDIGE, m. (-n), iem. die de bouwkunde beoefent, inz. iem. die de bouwkunst als beroep uitoefent.