Wat is de betekenis van Bouwkundig?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bouwkundig

bouwkundig - Bijvoeglijk naamwoord 1. tot de bouwkunde behorende Woordherkomst Afgeleid van bouwkunde met het achtervoegsel -ig

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bouwkundig

bn., tot de bouwkunde behorende: bouwkundig weekblad,; bouwkundig ingenieur ; bouwkundig tekenen, rechtlijnig tekenen.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bouwkundig

1. bn. (behorende tot de bouwkunde): het bouwkundig tekenen, bouwkundig ingenieur, architect; 2. bouwkundige, m. bouwkundigen (iem., die de bouwkunde beoefent, inz. die de bouwkunst als beroep uitoefent).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bouwkundig

bn. tot de bouwkunde behorend: een ingenieur of architekt; tekenen.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bouwkundig

bn., tot de bouwkunde behorende: bouwkundig weekblad; bouwkundig ingenieur; tekenen, rechtlijnig tekenen.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bouwkundig

BOUWKUNDIG, bn. tot de bouwkunde behoorende bouwkundig weekblad; bouwkundig ingenieur; bouwkundig teekenen, rechtlijnig teekenen,