Wat is de betekenis van boteren?

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

boteren

1) (1931) (wielr.) erg soepel fietsen. Ook: door (in) de boter trappen. • Toen Zondag-middag de eerste lampen, den beverigen schemer van den avond trachtten weg te vegen, begon het by de Hollandsche renners minder te boteren. De zware inspanning van de eerste uren begon zich by onze drie koppels, en al direct in hevige mate bij Maas...

2024-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

boteren

boteren - Werkwoord 1. gelukken Het boterde goed tussen de collega's op de afdeling Het boterde niet goed tussen de zussen, ze hadden altijd ruzie. 2. met boter besmeren De moeder had de boterhammen van haar kinderen...

2024-03-28
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

boteren

Erg soepel trappen. Wielrenners kogelen niet, ze ‘vlaaien’ (lekker zoeven over een licht oplopendeweg) of‘boteren’ (heel soepel trappen). Hun jargon is niet militair maar wulps. (Leeuwarder Courant, 24/06/1998)

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

boteren

(onov ww; boterde; h. geboterd) - bij elke trap op de fiets met het achterwerk van de ene naar de andere kant van het zadel schuiven, bv. als de fiets te groot is voor de rijder of als het zadel te hoog staat. Herkomst: naar het beeld van boteren dat m.n. katten doen: aanhoudend zacht trappen met de voorpoten als uiting van welbehagen.