borstklier
Zie (ook) borst
Veerman (1954)
of thymus is een klier, grotendeels voor in de borstholte gelegen. Verdwijnt in de regel zodra de dieren geslachtsrijp geworden zijn. Omtrent de werking van deze klier weet men nog betrekkelijk weinig (z. Klieren van interne secretie).
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), (ontl.) elk der trosvormige kliergroepen die de moedermelk uit het bloed afscheiden
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
(melkklier, mamma), 1. Anatomie en ontwikkelingsfysiologie De zogklieren bij de vrouw liggen op de grote borstspier tussen de 3de en 7de rib. De borstklier bestaat uit twee weefselcomponenten, het epitheel- en het bindweefsel. Het epitheelweefsel vormt het kliersysteem dat bestaat uit gangen en secreterende delen, de alveolen; zowel...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v./m. (-en), melkklier. De borstklier, mamma, is een groep klieren die bij de vrouw paarsgewijs aan weerszijden van het borstbeen in de huid gelegen is. Deze groep van klieren wordt door een variërende hoeveelheid vetweefsel omsloten. Het is dit vetweefsel, dat de zozeer uiteenlopende grootte van de borstklier veroorzaakt; de kliermassa is bij...
J.H. van Dale (1898)
BORSTKLIER, v. (-en), (ontl.) trosvormige kliergroepen, elk 16 à 20 stuks, melkgangen geheeten, bevattende, die de moedermelk uit het bloed afscheiden; —ADER, v. (-s), melkgang; —ONTSTEKING, v. (-en).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: