boosaardig
boosaardig - Bijvoeglijk naamwoord 1. met de intentie om kwaad te doen ♢ De boosaardige crimineel kon worden ingerekend. Woordherkomst Samenstellende afleiding van boos en aard met het achtervoegsel -ig
Wiktionary (2019)
boosaardig - Bijvoeglijk naamwoord 1. met de intentie om kwaad te doen ♢ De boosaardige crimineel kon worden ingerekend. Woordherkomst Samenstellende afleiding van boos en aard met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
boosaardig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: boos-aar-dig 1. bedoeld om te benadelen of te kwellen ♢ dat is een boosaardig plan Bijvoeglijk naamwoord: boos-aar-dig ... is boosaardiger dan ... ...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. kwaadaardig, venijnig: een boosaardige koorts, gezwel. 2. boos (in de bet. vijandig, kwaadwillig) met het bijdenkbeeld van sluwheid of van zich vermeien in eens anders leed: boosaardige laster, moedwil, domheid; boosaardig verspreide leugens; een boosaardige blik.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (boos van aard: gevaarlijk, kwaadwillig): een boosaardige ziekte; overdr. een boosaardige beschuldiging, een boosaardige lach; boosaardig allerlei lasten verspreiden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: