Wat is de betekenis van Boorijzer?

2024-04-18
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

boorijzer

boorijzer - Onderdelen van gereedschappen van verschillende maten, die in een booromslag of elektrische boor passen en worden rondgedraaid om een gat te boren.

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Boorijzer

s.n., boar(s)izer (it).

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Boorijzer

o. (-s), het eigenlijk werkzame deel van een boor; hetzij een halfronde, holle ijzeren staaf, onderaan voorzien van een scherp, schuin lepelvormig blad (lepelboren), hetzij een ijzeren staaf met een of twee sneden eindigende in een schroefpunt (fret-, schroef- of slingerboor) of in een scherpe punt met mes en een soort schaafje...

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

boorijzer

o. (-s) ijzeren stang van een boor.

2024-04-18
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Boorijzer

Boorijzer, de ijzeren staaf, aan het ondereinde van een bijzonder gevormde, in den regel lepelvormige, punt voorzien, gebezigd om gaten te boren in grof houtwerk b.v. balken.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Boorijzer

o. (-s) het eigenlijk werkzame deel van een boor. Het boorijzer kent twee vormen: 1. een halfronde, holle ijzeren staaf, onderaan voorzien van een scherp, schuin lepelvormig blad (lepelboor); 2. een ijzeren staaf met één of twee sneden, eindigende: a. in een schroefpunt (fret-, schroef- of slingerboor), b. in een scherpe punt met me...

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Boorijzer

BOORIJZER, o. (-s), halfronde, holle ijzeren staaf eener boor (om gaten in hout te maken), onderaan voorzien van een scherp, schuin lepelblad (lepelboren) van een lepelblad met fretje eraan (fret-, handboor) eene ijzeren staaf eindigende in eene schroef met tanden en fretje, (schroef- of slingerboor); of in eene scherpe punt met mes en eene soort s...

2024-04-18
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Boorijzer

Boorijzer, o. (-s), ijzer waarmede men boort. *...SCHAAF, v. (...aven), zekere groote schaaf. *...VLIJM, v. (-en), soort lancet. *...SCHELPEN, v. mv. (nat. hist.).