Wat is de betekenis van boomklever?

2024-03-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

boomklever

zangvogel. zangvogeltje met een blauwgrijze bovenzijde, een bleekgele onderzijde met roodbruine flanken en een brede zwarte oogstreep dat zich schoksgewijs omhoog en omlaag beweegt langs een boomstam en dat in Nederland en België vrij algemeen voorkomt. In het meervoud ook in toepassing op een familie van vogels die langs de bomen kl...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

boomklever

boomklever - Zelfstandignaamwoord 1. (vogels) Sitta europaea, een klein zangvogeltje met een blauwe rugzijde en een oranjegele buikzijde dat bij het zoeken naar voedsel in de schorsspleten in de boomstam op en neer kan klimmen Woordherkomst samenstelling van boom en klever

2024-03-29
Vogelgids van Vogelbescherming Nederland

Vogelbescherming Nederland 2009)

Boomklever

Boomklevers lopen zowel omhoog als omlaag over een boomstam, vandaar z'n naam. Het zijn holenbroeders die erom bekend staan de opening van hun broedholte te verkleinen door te 'metselen' met modder. Deze metseldrang is vaak zo sterk, dat ook wanneer het gat al de juiste grootte heeft, er in de omgeving toch nog een metselwerk gemaakt wordt. Gelu...

2024-03-29
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Boomklever

Sitta europaea Linnaeus 1758. In de Lage Landen tamelijk bekende vogel van plaatsen met zwaar geboomte, waar hij broedt in holten in het hout. De vogel kan zich als het nodig is benedenwaarts langs boomstammen verplaatsen zonder de vleugels te gebruiken, zich daarbij met de poten aan de schors vasthoudend. Het lijkt er daarbij op, alsof de vogel aa...

2024-03-29
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

BOOMKLEVER

(Sitta europaéa). Kleine vogel met blauwgrijze bovenzijde, oranjebruine buik, witte keel en donkere oogstreep. Bewoont vooral oude bossen en heeft de typische gewoonte tegen de stammen op en neer te klimmen, zonder de staart als steun te gebruiken. Luidruchtig. Van deze soort is slechts één mogelijk broedgeval bekend in...

2024-03-29
Dieren-encyclopedie

Lize Stilma (1961)

Boomklever

De boomklever dankt zijn naam aan het feit, dat hij met kleine rukjes, maar toch vlug bomen op en neer kan lopen, zonder dat de staart daar iets bij doet. De boomklever kleeft zich als het ware aan de boom vast en in de grote parken en loofbossen, waar we hem vinden, weet hij altijd holen in oude bomen te ontdekken, die hem als huis moeten dienen.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Boomklever

s., beambikker, blauspjucht.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Boomklever

v. (-s), kleine soort van klimvogel (Sitta caesia), ook brabandertje, blauwspecht en spechtmees geheten.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Inheemse dieren

Gedigitaliseerd Ensie (1950)

Boomklever

(Sitta europaea, orde Zangvogels) - ca. 5000 soorten Snavel recht, spits en krachtig. Bovenzijde blauwgrijs. Onderzijde licht. Zwarte oogstreep. 14 cm. Groter dan een mus. Kruipt dikwijls met de kop naar beneden gekeerd langs boomstammen. Staart dient niet als steun (vgl. specht). In bossen, parken, tuinen, buitenplaatsen. Holenbroeder. Bepleistert...