Wat is de betekenis van Boom?

2024-04-25
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

boom

(zelfstandig naamwoord) [alg.] groeigolf, springbloei - Na de economische groeigolf van de jaren negentienzestig volgde de economische crisis van de jaren negentienzeventig.

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

boom

1) (1902) (inf.) borrel. • Dat de dronkenschap in ons vaderland eene.. .. geliefkoosde volkszonde is — men zou het haast opmaken uit het buitengewoon aantal uitdrukkingen en spreekwoorden, die op de dronkenschap betekking hebben. Hoeveel namen heeft niet ons volk „voor een teugje sterken drank." Een borrel, een slok, een...

2024-04-25
Blockchain woordenboek

Redactie Ensie (2021)

Boom

boom is de periode waarin plotselinge stijging van de waarde van een cryptocurrency of van de hele crypto market plaatsvindt.

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

boom

boom - Zelfstandignaamwoord 1. (plantkunde) een meerjarige plant die als karakteristiek heeft dat hij één of meer verhoute stammen heeft De meeste bomen komen voor in de tropen en subtropen. Per jaar worden er zo'n 15 miljard bomen gekapt. Daarvoor worden er slechts 5 miljard terug geplant. ...

2024-04-25
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Boom

Boom der kennis (van goed en kwaad), boom in het paradijs die de sleutel tot de wijsheid vormde; (fig.) bron van kennis en bewustzijn. Boom des levens, boom die het eeuwige leven geeft; (fig.) bron van leven, van levenskracht en van de voortzetting van het leven. God plantte in de hof van Eden de ‘boom der kennis van goed en kwaad’, waarvan Adam e...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

boom

boom - zelfstandig naamwoord 1. plant met stevige stam waaraan takken groeien ♢ in onze tuin staat een hoge boom 1. een boom van een vent [een grote stevige man] 2. hoge bomen v...

2024-04-25
Jargon & Slang van Televisiemakers

Marc de Coster (2017)

Boom

Boom - (Eng.) erg lange microfoonhengel, gebruikt door de geluidsman. Stelt deze laatste in staat om dichter bij de acteurs te komen, zonder zelf in beeld te komen. De positie van de microfoon kan hiermee erg flexibel geregeld worden. De Nederlandse term is hengel.

2024-04-25
Familienamen

Leendert Brouwer (2017)

Boom

1. Geeft aan waar de naamdrager woonde: bij een bepaalde boom, waarmee mogelijk ook een slagboom kan zijn bedoeld (van een tol). 2. Bijnaam bij vergelijking met het zelfstandig naamwoord 'boom' voor een groot, fors persoon. 3. Beroepsbijnaam van de slagboomwachter of van de man die de kettingboom windt, die opboomt.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

boom

→ balk