Wat is de betekenis van bont?

2024-04-16
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bont

Het begrip bont heeft 5 verschillende betekenissen: 1) harig vel van zachtharige dieren. harig vel van zachtharige dieren, zoals hermelijnen, dassen en marters, dat bijvoorbeeld gebruikt wordt in kleding en schoenen. 2) niet-effen van kleur. niet-effen van kleur; met kleur; kleurig; fel. Van dieren, vooral runderen, soms ook: gevl...

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bont

bont - Bijvoeglijk naamwoord 1. met veel verschillende felle kleuren Dat is wel een heel bont schilderij. 2. bonte verzameling: een verzameling met heel veel van elkaar verschillende elementen Een bonte verzameling van studenten, medewerkers en ‘fulltime’...

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bont

bont - zelfstandig naamwoord 1. vacht van een dier ♢ ze droeg een jas van bont 1. van boven bont, van onder stront [het lijkt meer dan het is] Zelfstandig naamwoord: bont ...

2024-04-16
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

bont

Bont is een min of meer dicht behaard dierenvel dat zo bewerkt is dat het niet kan bederven; wordt gebruikt voor bijv. kleding, schoenen en tassen.

2024-04-16
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

bont

pels(werk); veelkleurig, gevlek; ongelyksoortig; gemeng; orals rond.

2024-04-16
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Bont

B. noemt men boter, wanneer ze niet gelijkmatig van kleur is, maar op een snijvlak vlammen of strepen vertoont. Het gebrek komt voor bij gezouten boter, waarin het zout niet gelijkmatig verdeeld is of bij het kneden van de boter nog niet volledig opgelost was. Hierdoor is het vocht in de boter op verschillende plaatsen in meer of minder fijn verdee...

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bont

1. s.n., bont (it), bûnt (it). 2. adj., bont, bûnt, bylkerich, grimel(ich), wyldseauwich; het niet te — maken, in bytsje yn it midden bliuwe.

2024-04-16
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bont

I. bn. en bw. (-er, -st). 1. niet effen van kleur, veelkleurig, gevlekt (van de huid, het haar of de veren van dieren); inz. van rundvee, vand. de bonte als naam ener koe; — (spr.) men noemt geen koe bont of er is een vlekje aan, voor een algemeen verspreid slecht gerucht omtrent iemand bestaat altijd wel enige grond; — ...