bonjer
1) (1906) (Barg.) gesnapt, gevangen. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Gekheid; hij hoeft niet bemore te zijn van bonjer te komme, de val is nobel (hij hoeft niet bang te zijn gesnapt te worden, de gelegenheid is schoon). (De West: nieuwsblad uit en voor Suriname, 14/05/1915) • (J.G.M. Moormann: De geheimtale...