Wat is de betekenis van bonjer?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bonjer

1) (1906) (Barg.) gesnapt, gevangen. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Gekheid; hij hoeft niet bemore te zijn van bonjer te komme, de val is nobel (hij hoeft niet bang te zijn gesnapt te worden, de gelegenheid is schoon). (De West: nieuwsblad uit en voor Suriname, 14/05/1915) • (J.G.M. Moormann: De geheimtale...

2024-04-19
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

bonjer

gesnapt. Als ik weer bonjer kom (gesnapt word), is het joujwj schuld. Zij werden bonjer geslagen, verraden aan de politie. De snees wil ook niet graag bonjer worden. Hij is bonjer.