Wat is de betekenis van bonje, bonjer, bonjee?

2024-04-18
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

bonje, bonjer, bonjee

(etym.?), ruzie, herrie: Dat vader maar op moet passen, zo’n blind mens sparen. Nou, dat zal wel loslopen, want hij maakt uit zichzelf nooit bonjer, SMIS2 239. Bij Ajax heb ik ook veel bonje gehad. Zelfs Rinus Michels had niet het lef mij voor één of andere ruzie naast het elftal te zetten, CRUIJFF 24.