BON
Bonjour (French for "hello")
Wiktionary (2019)
bon - Zelfstandignaamwoord 1. stukje papier dat als tegoedbewijs dienst doet ♢ Er zit een bon bij van tien punten. 2. een rantsoeneringsbewijs ♢ De suiker is op de bon. 3. een opgelegde boete of bekeuring ♢ Hij kreeg weer...
Muiswerk Educatief (2017)
bon - zelfstandig naamwoord 1. papier waar op staat wat je hebt ontvangen en wat je moet betalen ♢ wilt u de bon meenemen? 2. stuk papier in ruil waarvoor je iets kunt krijgen ♢ voor deze bon krijgt u een gra...
Marc De Coster (2017)
Bon - op de bon geslingerd worden, een bon(netje) aan zijn broek, kont, reet krijgen: rapport aangezegd krijgen door een meerdere wanneer men zich aan de krijgstucht of aan de dienstvoorschriften heeft vergrepen. Ironisch gebruik van Fr. bon = goed voor, het (betaal)bewijs aan toonder. Thans meer algemeen.
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
goed, oké (informeel) Mijn oom had haar bedremmeld die brief toegeschoven, ze had zich drie dagen lang teruggetrokken op haar kamer. Pas op de vierde ochtend was ze weer beneden verschenen, van kop tot voet strakgetrokken en ingesnoerd. ‘Bon! ’ had ze gezegd, voor ze ging zitten. ‘We zullen dat ongemak nem...
Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)
Verouderde uitdrukking, ook in de streektaal, voor een deel van een kast. Voordat in de 17e en 18e eeuw de eenpaneelskasten, waarachter legplanken waren aangebracht, in zwang kwamen, bestonden kasten meestal uit drie tot zes afzonderlijke delen, elk met een deurtje afgesloten. In een 16e-eeuwse inventaris staat bijvoorbeeld vermeld: ‘spijntge...
Henk Vreekamp (1989)
advertentie voor eigen medium met ruimte voor invullen van naam en adres van wie abonnee of lid wil worden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: