Wat is de betekenis van bolderik?

(1962) (Antwerpen, Barg.) auto. De uitgang -ik is erg populair in het Bargoens. Zo wordt een tv-toestel een pieperik genoemd en een bril een loekerik. • Uitglijden over een ‘bout’ (stront) is vies, maar uitgescholden worden voor ‘boutpikker’ (homosexueel) is als een slag in je ‘gibbe’ (gelaat) vooral wanneer...

bolderik - Zelfstandignaamwoord 1. (plantkunde) Agrostemma githago een plant uit de anjerfamilie Caryophyllaceae ♢ Vroeger raakte bolderik soms meegemalen in het meel van de oogst en gaf dat vergiftigingsverschijnselen. Woordherkomst afgeleid van bol met het achtervoegsel -erik

Agrostemma githago L., fam. Caryophyllaceae. een mooi, doch zeldzamer wordend onkruid op graanakkers.

s., (plant), reade roggeblom.

v., muurachtige plant, onkruid in het graan met grote, fraaie paarse bloemen (Agrostemma githago)

of Agrostemma is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Caryophyllaceeën, afdeling Sileneeën. Van de twee bekende soorten komt er één, de A. githago L„ in Nederland als onkruid in korenvelden voor. De stengels en bladeren zijn dichtbehaard en de grote paarsrode bloemen, met opvallend lange kel...

v. bolderiken (onkruid in het graan met roodachtig blauwe bloem, muurachtige plant, ook: bol, boldert, koornrozen; Lat. agrostemma githago): de fraaie bolderik.

Onkruid, dat vaak in buitenlandsche rogge en tarwe voorkomt en aan het brood een bitteren smaak geeft. De bolderik behoort met de spurrie, de anjelier en de koekoeksbloem tot de muurachtigen. Zij heeft een viltachtigen stengel en bladeren, een purpere bloem, ruw behaarde kelk en donkere strepen op de bloemblaadjes. Wanneer zij in het rijpe graan vo...

onkruid tusschen liet koren met paarsroode bloemen en giftig zaad.