Wat is de betekenis van Bokkenwagen?

2024-04-25
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

bokkenwagen

Zware, logge fiets. Vgl. gaspijpenfiets. Frans: un vieux clou. Kinderen aan de hand, honden in de mand, mensen aan de kant, alles uit de kast, kissmiss. Al reed ik op een bokkewagen. (de Volkskrant, 04/11/1996)

2024-04-25
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

bokkenwagen

(de; -s) veroud. - logge, zware fiets • In 1905 won Louis Trousselier in de Tour de France vijf etappes. Hij deed dat, zoals Jan Janssen het noemt, op een ‘bokkenwagen’. (WALGR) • Zo’n zware fiets met dikke pijpen/buizen, een ‘bokkenwagen’, werd ook wel een ‘gaspijpenfiets’ genoemd. (ZOMEG)

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bokkenwagen

s., bokkewein.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bokkenwagen

m. (-s), wagentje met één of twee bokken bespannen, of daartoe geschikt; — een mooi span voor een bokkenwagen, van een getrouwd of verloofd paar gezegd, dat er zonderling uitziet.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bokkenwagen

m. bokkenwagens (wagen met één inz. met twee bokken bespannen).

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bokkenwagen

BOKKENWAGEN, m. (-s), wagentje met één of twee bokken bespannen, of daartoe geschikt; — een mooi span voor een bokkenwagen, van een getrouwd of verloofd paar gezegd, dat er zonderling uitziet.