boenen
(1939) (Amsterdam) werken. • boene, werken, Smis 1939. (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
Marc De Coster (2020-2024)
(1939) (Amsterdam) werken. • boene, werken, Smis 1939. (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
Wiktionary (2019)
boenen - Werkwoord 1. met een boender en water schrobben. ♢ De tegels glansden nadat ze met zeepsop geboend waren. 2. in de was zetten en glanzend wrijven ♢ De buurman staat de hele dag zijn auto te boenen.
Muiswerk Educatief (2017)
boenen - regelmatig werkwoord uitspraak: boe-nen 1. schoonmaken met een borstel ♢ ze boende de vloer met zeepsop Regelmatig werkwoord: boe-nen ik boen jij/u boent ...
Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)
(hard) werken: Die keirils ferdiende dèn twei haaitjes mit de kost. Moar op ’n seikere dag ferdomde se ’t nog langir doarfaur te motte boene en toe werd ’t stoake, SMIS1 120.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: