Wat is de betekenis van Boeldag?

2024-03-29
Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Boeldag

Boerenboeldagen behoorden, naast kermissen, tot ver in de 19de eeuw tot de belangrijkste vermakelijkheden op het platteland. Kopers, maar vooral kijkers kwamen van heinde en ver. In de schuur stonden lange tafels en banken en de plaatselijke kastelein verzorgde de tapperij. Op een oude deur op twee pakken stro zat de speelman, die op zijn accordeon...

2024-03-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Boeldag

(volkskunde) Eigenlijk boedeldag, nl. de dag, waarop de boedel wordt verkocht. Een boerenboeldag was tot ver in de tweede helft van de 19e eeuw tevens een kermis. THINEUS vertelt ervan in Ons Dorp van 1846: In de schuur was een lange rij tafels en banken gezet; ‘s avonds werd alles met kaarsen verlicht. De tapper bediende ‘t gehele ge...

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Boeldag

m. (-en), verkoopdag van een boedel; — boerenboeldag, veiling van de inboedel, het vee en de gereedschappen van een landbouwer.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

boeldag

m. boeldagen (dag, waarop boelhuis wordt gehouden).

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

boeldag

(‘boel) m. (-en) dag waarop iemands boel verkocht wordt : houden.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Boeldag

m. (-en), verkoopdag van een boedel; boerenboeldag, veiling van de inboedel, het vee en de gereedschappen van een landbouwer.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Boeldag

BOELDAG, m. (-en), verkoopdag van een boedel: — boerenboeldag, veiling van den inboedel, het vee en de gereedschappen van een landbouwer.