Wat is de betekenis van Boegen?

2025-11-09
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Boegen

(boegde, heeft geboegd), (w. g.) koersen, zeilen, varen.

2025-11-09
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

boegen

boegen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord boeg

2025-11-09
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

boegen

Het voorste gedeelte van de scheepsromp, in het bijzonder de gebogen wanden van de romp aan beide zijden van de voorsteven.

2025-11-09
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

boegen

('boegən) (boegde, heeft geboegd) W. g. sturen, varen, zeilen.

2025-11-09
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Boegen

(boegde, heeft geboegd), (weinig gebruikelijk) koersen, zeilen, varen.

2025-11-09
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Boegen

BOEGEN, (boegde, heeft geboegd), (w. g.) sturen, zeilen, varen.

2025-11-09
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Boegen

o.w. - (veroud.) Varen, zeilen. Nu boegt hy, waar de zon de Cingalezen roost. J. de Marre.