boefje
(1880) (Zaanstreek) flanellen onderlijfje. • Boefje, flanellen onderlijfje. (Lijst van Zaansche woorden. In: Noord en Zuid. Jaargang 3. 1880)
Marc De Coster (2020-2024)
(1880) (Zaanstreek) flanellen onderlijfje. • Boefje, flanellen onderlijfje. (Lijst van Zaansche woorden. In: Noord en Zuid. Jaargang 3. 1880)
Wiktionary (2019)
boefje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord boef
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-s), 1. kleine boef; 2. rakker, kwajongen ; ook troetelnaam voor een kleine snuiter, ook wel voor een hond.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-s), 1. kleine boef; 2. rakker, kwajongen, ook troetelnaam voor een kleine snuiter, ook wel voor een hond.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: