Wat is de betekenis van bodemloos?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bodemloos

bodemloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. geen bodem hebbend Verspil je geld niet aan die bodemloze put! Woordherkomst Afgeleid van bodem met het achtervoegsel -loos.

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bodemloos

bodemloos - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: bo-dem-loos 1. zonder bodem ♢ deze emmer is bodemloos 1. een bodemloze put [waar je steeds geld in stopt en waar nooit een eind aan komt] ...

2024-04-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

bodemloos

sonder bodem; oneindig diep, onpeilbaar.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bodemloos

bn., 1. eig. van vaten, manden, kisten enz. : zonder bodem, van onderen open; — meest fig. : een bodemloze mand, gewoonlijk een bodemloos vat, die nooit gevuld kunnen worden, in ’t bijz. gezegd van een altijd ledige geldkist; vat der Danaïden; onuitvoerbare zaak, onmogelijk werk; een bodemloos vat vullen, een o...

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bodemloos

bn. (geen bodem hebbende): een bodemloos vat; z. Danaïden; een bodemloze afgrond.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bodemloos

('bo:dəm) bn. (...loze) 1. zonder bodem : een ...loze mand. → vat. 2. zeer diep : een ...loze afgrond.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bodemloos

bn., 1. eig. van vaten, manden, kisten enz.: zonder bodem, van onderen open; meestal fig.: een bodemloze mand, gewoonlijk een vat, die nooit gevuld kunnen worden, in het bijzonder gezegd van een altijd lege geldkist; vat der Danaïden: onuitvoerbare zaak, onmogelijk werk; een vat vullen, een onbereikbaar doel vruchteloos najagen; hij is een bod...

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bodemloos

BODEMLOOS, bn. (van vaten, manden, kisten enz.) zonder bodem, van onderen open; — eene bodemlooze mand, die nooit gevuld kan worden; (fig.) de altijd ledige geldkist van spilzieke mensch; — (fig.) dat is een bodemloos vat, het vat der Danaï-len, eene onuitvoerbare zaak, een onmogelijk werk; — een bodemloos vat vullen, een o...