Wat is de betekenis van Bocht?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bocht

[b](16e eeuw) (Barg.) geld. Zie hiervoor: bucht*.

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bocht

bocht - Zelfstandignaamwoord 1. (f)/(m) van richting veranderende, gebogen weg of pad, kromming Hij ging veel te snel door de bocht. 2. (f)/(m) een brede baai aan de kustlijn De Australische Bocht. 3. (n); dra...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bocht

bocht - zelfstandig naamwoord 1. iets dat krom loopt ♢ hier maakt de weg een scherpe bocht 1. de bocht afsnijden [een kortere weg nemen] 2. door de bocht gaan ...

2024-04-23
Jargon & Slang van Politici

Marc De Coster (2017)

Bocht

Bocht - door de bocht gaan: een ander standpunt aannemen, een andere koers varen. En natuurlijk zou de hele groep van 700.000 bejaarden waarvoor de PvdA zich zo had ingezet ervan profiteren. Het CDA was door de bocht gegaan, werd geconcludeerd. - NRC Handelsblad 12.10.1990 ​

2024-04-23
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

bocht

(zn) onkruid BM.

2024-04-23
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

bocht

in: (gouden) bocht van de Herengracht, in deze monumentale grachtenbocht woonden vroeger rijke en voorname Amsterdammers: Dat (huizen) is ook arme troep, die horen bij de dallisdekkers. In de bocht van de Herengracht zie je zulke pronkstukken niet, SMIS2 91; tenslotte wonen we niet in de bocht in de Herengracht, je moet beseffen dat we maar gewone...

2024-04-23
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Bocht

in de uitdr. te kort door de bocht: niet verder kijkend dan zijn neus lang is; kortzichtig. Deze modieuze uitdr. is in de loop van de jaren tachtig in zwang gekomen. In feite betalen nu alle Nederlanders mee aan de loonstijging in de zorgsector. Premier Lubbers noemde het gisteravond ‘te kort door de bocht om alleen dit aspect te belichten’. (Het P...

2024-04-23
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Bocht

[v. Hebr. boch = drek] ([i]oorspr. Barg.[/i]) slechte waar, rommel, uitschot, spec. van eetwaren en dranken gezegd (bijv.: die koffie is bocht, is niet te drinken).

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

bocht

bocht - Het gedeelte van een open water tussen twee kapen in, gewoonlijk een ondiepe inham in het land waar de kustlijn licht terugwijkt.