Wat is de betekenis van bobijn?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bobijn

garenklos. garenklos, al of niet met garen omwonden. Voorbeelden: De Unit Veredeling Milieu beschikt over een zeer goed uitgerust applicatietechnicum [...]. De unit beschikt onder andere over diverse laboverftoestellen en semi-industriële apparaten voor het verven en appreteren van bobijnen, weefsel en breisels. http://www.ce...

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bobijn

(1754) (sch.) mannelijk geslachtsdeel. • (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980) (citeert: De Mars-drager, of Nieuwe Toverlantaren. 1754)

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

bobijn

(de, -en) spoel om garen op te winden, klos, haspel - een bobijntje garen, een klosje garen. Alles wordt via de computer geprogrammeerd en een stevige bobijn wol wordt in amper 23 minuten omgetoverd tot een modieuze trui. - GvA, 30-10-2002.

2024-04-19
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Bobijn

[Fr. bobine = spoel, garenklos] (Z.N.) klos, spoel, spinklos.

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Bobijn

spoel (gew.)

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

bobijn

Spoel, (garen)klos (al of niet met garen om wonden); - (uitdr.) aflopen als (gelijk) een bobijn, veel en vlot praten. Drie kleinere kleuters ravotten op het erf met houten schupjes, blikken emmertjes, en met bobijnen, houtjes, knoopen en wat rommel aan een eindje touw, BLOMMAERT 1945, 93. Op alle spinbanen werden de touwen gedraaid en de st...

2024-04-19
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

bobijn

bobijn - mannelijk lid; eig.: ‘garenklosje’ (vgl. andere 30 termen uit de spinnerij als spinnen, klos(sen)). Kort daar na kwam Wevers-Piet, Die gaf Trijntje, Zijn Bobijntje, Dekte haar zo warm en zagt, Dal ze niet om Jan meer dagt.... Zij kreeg weder 't zelfde vet Van 't Bobijntje, De Mars-drager, of Nieuwe Toverlantaren 72 [e...

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bobijn

v. (-en), (Zuidn.) spoel; aflopen lijk een bobijn, vlug en vlot vertellen of praten; — garenklos, al of niet met garen omwonden; (weverij) garenklos groter dan de spinklossen en spoelpijpen; — spoeltje voor kantwerken.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bobijn

v. bobijnen, bobijntje (Fr. bobine: garenklos; spinklos; speldewerkklos).