Wat is de betekenis van Blozend?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

blozend

blozend - Werkwoord 1. onvoltooid deelwoord vanblozen

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Blozend

adj., rea(d)fallich.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Blozend

bn., met een blos bedekt : blozende wangen; blozend van gezondheid, in blakende welstand ; — oneig. : het blozend morgenlicht.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

blozend

bn. (1 met een blos, met een gezonde, frisse kleur; 2 een blos krijgend): 1. blozende wangen, een blozend gelaat; 2. hij antwoordde blozend.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

blozend

bn. en bw. 1. Eig. met een blos bedekt ; -e wangen; van gezondheid. 2. Metf. roze : de -e dageraad.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Blozend

bn., met een blos bedekt: blozende wangen; blozend van gezondheid, in blakende welstand; oneig.: het blozend morgenlicht.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Blozend

BLOZEND, bn met een blos blozende wangen; zij was blozende van gezondheid, in blakerden welstand; het blozend morgenlicht.