Blootstellen (zich)
BLOOTSTELLEN (ZICH), (stelde (zich) bloot, heeft (zich) blootgesteld), blootgeven; — zich aan iets blootstellen, niet tegen iets op zijne hoede zijn; — zich aan eene berisping blootstellen, iets doen waarop eene berisping kan volgen; aan weer en wind blootgesteld zijn.