Wat is de betekenis van bloeitijd?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bloeitijd

Het begrip bloeitijd heeft 2 verschillende betekenissen: 1) tijd waarin een plant bloeit. tijd waarin een plant of boom pleegt te bloeien; periode van bloei. 2) succesvolle tijd voor iets. tijd waarin iets als zeer succesrijk geldt in enig opzicht of gepaard gaat met een grote ontwikkeling; succesvolle tijd voor iets; bloeiperiode.

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bloeitijd

bloeitijd - Zelfstandignaamwoord 1. de periode van het jaar dat er bloemen aan een plant bloeien De bloeitijd van de heide is in juli en augustus. 2. de hoogtij van iets De bloeitijd van Nederland was in de 17de eeuw. Woordherkomst sam...

2024-04-26
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Bloeitijd

De b. van een gewas is de periode gedurende welke het merendeel der bloemknoppen zich opent. Het tijdstip van bloeien evenals de duur van de b. loopt zeer uiteen bij verschillende rassen. De lengte van de b. wordt bepaald door het specifieke bloeirhythme der individuele planten en door de gelijkmatigheid van het gewas. Een heterogene populatie zal,...

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bloeitijd

m., tijd dat de planten in bloei staan; flg.: de bloeitijd der jeugd; de bloeitijd van een vereniging, van kunsten en wetenschappen.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bloeitijd

m. (tijd, dat een plant bloeit; inz. voorjaar; fig. tijd van krachtige ontwikkeling): fig. de bloeitijd der gilden.

2024-04-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Bloeitijd

Bloeitijd - noemt men het tijdvak, waarin de plant of een groep van planten bloeit. De b. wordt beheerscht door uitwendige invloeden en door den aangeboren aard der planten. Een nauwkeurige kennis der b. is voor den kweeker van veel beteekenis, zoowel in de bloemisterij als bij de ooftteelt.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bloeitijd

('bloei) m. (-en) I. Eig. tijd dat de planten bloeien. II. Metf. 1. jeugd : des levens -. 2. tijd van hoge ontwikkeling : de van een letterkunde. Tgst. verval.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Bloeitijd

De tijd waarin de plant bloeit. In overdrachtelijken zin: tijd van voorspoed, van ontwikkeling.