blijven
blijven - Werkwoord 1. (copl) ~ + predikaat niet veranderen, voortduren ♢ Het blijft vervelend, zoiets. 2. (modl) ~ + onbepaalde wijs niet veranderen, voortduren, doorgaan ♢ De bal, die tegen de muur geworpen wordt, blijft terugkomen....
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
blijven - Werkwoord 1. (copl) ~ + predikaat niet veranderen, voortduren ♢ Het blijft vervelend, zoiets. 2. (modl) ~ + onbepaalde wijs niet veranderen, voortduren, doorgaan ♢ De bal, die tegen de muur geworpen wordt, blijft terugkomen....
Muiswerk Educatief (2017)
blijven - onregelmatig werkwoord uitspraak: blij-ven 1. niet weggaan ♢ ik bleef thuis 2. doorgaan ♢ het bleef maar regenen 3. het volhouden ...
Marc de Coster (2004)
Soms een eufemisme voor sterven, sneuvelen. Het WNT citeert o.a. Bijns en Hooft. Vaak in de verbinding ‘er in blijven’. Andere voorbeelden: ‘hij is op het slagveld (op de zee) gebleven.’ Eene zoo geweldige benaauwdheid, dat zij... er in blijven zou. A. Loosjes: Het Leven van Hillegonda Buisman. 1814, geciteerd in WNT
J. van Donselaar (1936)
(bij, met) (bleef, is gebleven), (ook:) 1. verblijven, wonen (bij). Als m’n man me wegjaagt, dan groet ik hem mooi dag. Dan ga ik weg ( ). Zonder man kan ik ook blijven (Doelwijt 1971: 15). Ik blijf niet met mijn ouders, ik blijf met mijn tante (Doelwijt 1971: 30). 2. logeren (bij). Je bent lang niet bij tante Juwanna geweest, zei mijn tante....
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., bliuwe, bleau, bleaun; (niet vergaan), bistean; (verblijven) fortoevje; waar is mijn hoed gebleven? hwer is myn hoed keard, bidarre?; waar is dat gebleven?, hwer is dat stoud?; — bestaan, yn wêzen bliuwe; — bij, jin hâlde oan, by; kalm bij iets — earne neat &u...
Van Dale Uitgevers (1950)
(bleef, is gebleven), zelfst. en koppelwerkw., 1. voortgaan te bestaan: wat ook vergaat, dit blijft; 2. zekere toestand behouden: niet van plaats, tijd enz. veranderen: de lucht blijft bewolkt, daarom blijven we thuis; ik blijf aan mijn werk; ik blijf uw trouwe vriend; goed blijven, niet bederven, (ook) niet kwaa...
M. J. Koenen's (1937)
bleef, i. gebleven (1 van personen of zaken: voortdurend zijn, voortgaan te zijn; ook: die handeling doen, waarmee het blijven begint; 2 achterblijven; ergens steken blijven; op een bepaald punt ophouden): 1. Gods beloften blijven, houden stand; ik blijf er bij, je hebt ongelijk, ik houd mij daaraan, houd vol; dat boek is in de pen gebleven, niet g...
Jozef Verschueren (1930)
('blijvən) (bleef, bleven; is gebleven) 1. voortgaan te zijn : Gods beloften -; dat verleden, dat altijd blijft; het blijft de vraag of...; ik laat het hier niet bij -; berust daar niet in. →: einde. 2. aanhoudend in de toestand zijn die de bepaling zegt : gezond -; ieder moet in zijn stand -; achterwege -; dat huis blijft van hem; hij b...
F.W. Grosheide (1926)
D. i. een gedurig bestaan hebben. Dat wordt toegekend aan God en alles wat van Hem is. De Heere blijft eeuwig (Ps. 9 : 8; 92 : 9; 102 : 13, 27). Gods Woord blijft (Ps. 119 : 89; Jes. 40 : 8; 1 Petr. 1 : 23, 25). Gods gerechtigheid (Ps. 111 : 2). Gods verbond (Ps. 111 : 9). Gods raad (Ps. 33 : 11). Gods stoel (Klaagl. 5 : 19). Daartegenover blijf...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(bleef, is gebleven), zelfst. en koppelww., 1. voortgaan te bestaan: wat ook vergaat, dit blijft; 2. een zekere toestand behouden, niet van plaats, tijd enz. veranderen: de lucht blijft bewolkt, daarom we thuis; ik blijf aan mijn werk; goed blijven, niet bederven, (ook) niet kwaad worden; gezond blijven, niet ziek worden; in verband met een onbep....
J.Pluim (1911)
oorspr. be-lijven, Os. bi-liban, van een Voorgerm. wt. lipo — kleven. Blijven beduidt dus eigenlijk: bij iets vastzitten, ergens niet van daan gaan. Hieruit ontwikkelde zich gemakkelijk het begrip van: voortdurend in denzelfden toestand of vorm verkeeren, niet veranderen: het blijft koud. Ook leven en lijf (= de voortdurende toestand of de vo...
J.H. van Dale (1898)
BLIJVEN, (bleef, is gebleven), (zelfst. en koppelwerkw. ) zekeren toestand behouden, niet van plaats, tijd, enz. veranderen de lucht blijft bewolkt, daarom blijven we thuis; ik blijf uw trouwe vriend; gij gaat, ik blijf; — voortgaan met: ik blijf werken, blijf aan mijn werk; — achterwege blijven, niet geschieden, niet komen; — s...
I.M. Calisch (1864)
Blijven, ow. ong. (ik bleef, ben gebleven), berusten; te huis-, achterwege -, staan -, steken - (in eene rede); goed -, niet bederven, (ook) niet kwaad worden; gezond op de plaats dood -; in zijn geheel -, zich niet verdeelen; daarbij blijft het, dat is besloten, (ook) men gaat niet verder; waar blijft gij toch? hoe komt gij zoo laat? hier is mijn...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: