Wat is de betekenis van blijkbaar?

2023-05-31
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

blijkbaar

blijkbaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. duidelijk Dat was toch wel een blijkbare vergissing. blijkbaar - Bijwoord 1. kennelijk Zij heeft blijkbaar te veel gedronken. Woordherkomst Naamwoord van handeling van blijken met het...

Lees verder
2023-05-31
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

blijkbaar

blijkbaar - bijwoord uitspraak: blijk-baar 1. je kunt merken dat het echt zo is ♢ blijkbaar heeft hij veel tijd Bijwoord: blijk-baar Synoniemen kennelijk, klaarblijkelijk Tegenstellingen ogenschijnlijk, schijnbaar

Lees verder

Direct toegang tot alle 8 resultaten over blijkbaar?

Word nu vriend van Ensie
2023-05-31
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Blijkbaar

adv., blykber.

2023-05-31
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Blijkbaar

bn. bw. (-der, -st), wat blijkt zo te zijn als het zich vertoont, duidelijk, geen twijfel overlatend, zo dat men het duidelijk inziet, erkent: ’t is een blijkbare vergissing; hij heeft blijkbaar te veel op eigen kracht vertrouwd.

2023-05-31
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

blijkbaar

bn., bw. blijkbaarder, blijkbaarst (wat geen twijfel overlaat; duidelijk; blijkend gelijk te zijn aan het uiterlijk): een blijkbare vergissing; voor ieder blijkbaar; blijkbaar schuldig.

2023-05-31
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

blijkbaar

('blijʞba:r) bn. en bw. (-der, -st) duidelijk : ...bare verontwaardiging; met zichzelf verlegen.

2023-05-31
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Blijkbaar

bn. en bw. (-der, -st), 1. wat blijkt zo te zijn als het zich vertoont, duidelijk, geen twijfel overlatend, zo dat men het duidelijk inziet, erkent: het is een blijkbare vergissing; hij heeft te veel op eigen kracht vertrouwd; 2. (bw.) naar men mag of moet aannemen: hij heeft daartoe geen gelegenheid meer gehad.

Lees verder
2023-05-31
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Blijkbaar

BLIJKBAAR, bn. bw. (-der, -st), wat blijkt zoo te zijn, wat men duidelijk inziet, erkent: ’t is eene blijkbare vergissing; hij heeft blijkbaar te veel op eigen kracht vertrouwd. BLIJKBAARHEID, v. .