Wat is de betekenis van blein?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

blein

blein - Zelfstandignaamwoord 1. (België)blaar Hij heeft een blein op zijn hand,

2024-04-25
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

blein

(zn) blaar WB.

2024-04-25
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

blein

Zie (ook) blaar

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

blein

(de, -en) blaar. Het zal dan vandaag de eerste keer worden, want rond de Botrange moet de verzorger ingrijpen en Dirks allereerste blein verzorgen. - BvL, 23-04-2001.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Blein

v. (-en), 1. met bloed belopen striem; lange blaar; 2. draaiziekte bij schapen; (spr.) met de droge bleinen liggen, geen geld meer hebben.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

blein

v. bleinen, bleintje (blaar; draaiziekte).

2024-04-25
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Blein

Blaar. Vocht tusschen opperhuid en lederhuid. Bleinen op de handen door het roeien.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

blein

v. (-en) 1. blaar. 2. draaiziekte der schapen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Blein

blein, v./m. (-en), 1. met bloed belopen striem; lange blaar; 2. draaiziekte bij schapen; (spr.) met de droge bleinen liggen, geen geld meer hebben.