Wat is de betekenis van bleek?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bleek

bleek - Bijvoeglijk naamwoord 1. gering van kleur Na die skivakantie hadden alle bleke gezichten weer kleur gekregen. De zieke zag er heel bleek uit, want de bloeddoorstroming van de huid was minder geworden. bleek - Werkwoord 1....

2024-03-29
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

bleek

De bleek is een open ruimte, meestal een grasveld waarop vochtig textiel wordt uitgelegd om te bleken. Schoon water was nodig om de textiel vochtig te houden. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bleek

bleek - bijvoeglijk naamwoord 1. met weinig kleur ♢ je ziet er niet goed uit, je ziet erg bleek 1. een bleek zonnetje [een flauw zonnetje] 2. bleek om de neus worden ...

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

bleek

witagtig, kleurloos; dof, mat; gebleek, laat wit word of wit maak; sien bleik.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bleek

I. BLEEK bn. (bleker, bleekst), 1. (van het gelaat of andere lichaamsdelen) zwakker gekleurd dan normaal, ronder blos, wit: bleke wangen ; bleek om de neus worden ; bleek van schrik ; zo bleek als de dood, als een doek; 2. zeer licht van kleur, witachtig: het bleke zand; 3. lichter, minder intens van kleur dan...

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bleek

I. bn., bw.; bleker, bleekst (1 van de gelaatskleur: wit, met ong. bijbet.; 2 lichter of flauwer van tint dan iets anders of dan vroeger; 3 mat; flauw): 1. een bleek gezicht; een bleke kleur; bleek zien; bleek van schrik; 2. bleek goud, met zilver gemengd; bleek geworden inkt; 3. de bleke maan; het bleke morgenlicht; nog: de bleke dood, de bleek ma...

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bleek

(ble:k) [~ blijken] I. bn. en bw. (bleker, -st) 1. witachtig : een gelaat; van schrik; zo als de dood; zien. Tgst. blozend. 2. bleek makend : de bleke vrees. 3. lichter van tint : geworden inkt. 4. mat, flauw : een -e kleur. II. v. 1. Eig. het bleken : droge, natte -; het linnen is in de -. 2. Metn. a. goed dat te bleken ligt : de inhalen...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bleek

Bleek (Friedrich), 1793—1859, Duitsch Prot. theoloog op behoudend standpunt, hoogl. te Berlijn en te Bonn, schreef: Der Brief an die Hebräer (1828—’40), Beiträgen zur Evangelienkritiek (1846). De meeste werken verschenen posthuum: Einleitung in das A. T. (1860), in das N. T. (1862), Synoptische Erklärung der drei ersten Evangelien (1862) en Vorlesu...