blazen
1) (1950+) (inf.) hard rijden; snelheid maken. Zie ook: ik blaas je. • Blazen: autorijden. (Piet Grijs: Blijf met je fikken van de luizepoten af. 1972) • Van mijn huis uit ben ik in even meer dan tien minuten in Nijmegen. Daar pak ik de autobaan naar Keulen en dan ga ik blazen. Ja, zo hard mogelijk, muziek van de Stones of de...