Wat is de betekenis van bissen?

een jaar overdoen. een schooljaar of studiejaar overdoen. Voorbeelden: Met zijn reputatie van zware drinkebroer kan Naseem zeer wel leven [...]. Zijn schoolcarrière oogt nogal onregelmatig: hij volgde een jaar Handel, biste het derde jaar Sport, moest ook het vierde jaar Tekenacademie overdoen, evenals het vijfde jaar hotel. N...

(1970+) (Vlaanderen, stud.) zakken voor een examen; een jaar overdoen. Komt van 'bis' (nog eens). Een student die een bepaald jaar moet overdoen is dus een bisser. Wie het academiejaar voor een derde keer volgt is een trisser. • Een maatregel die gerechtvaardigd schijnt, om meer dan alleen maar financiële redenen, zou e...

bissen - Werkwoord 1. (ov) een studiejaar overdoen na gezakt te zijn ♢ Hij biste maar één keer. ♢ In België leggen de studenten aan het eind van het jaar (juni) examens af met een herhaalmogelijkheid in september. Als studenten dan niet alle examens hebben gehaald m...

Bissen - (Vlaams) een jaar overdoen. Komt van bis = nog eens. Wie het academiejaar voor een derde keer volgt is een trisser. Bisser student die het academiejaar moet overdoen. Blaaspoep muzikant. Vero.

blijven zitten, doubleren (informeel) Wij hebben de selectie van Chinese studenten goed onder controle, zegt Trees Deloddere van de KUL. Ze mogen bijvoorbeeld niet bissen en we aanvaarden alleen 'masters' en doctorandi. (dagblad) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 5 Vlaamsheid: 7

een jaarke bissen (blijven zitten, overdoen)

(biste, gebist) een jaar overdoen, doubleren in het hoger onderwijs. Zittenblijven. Bissen. Het woord alleen al roept bij velen pure afschuw, ellende en schrik op. - DM, 08-05-2001.

(Een klas, een jaar) nog eens doorlopen, doubleren; blijven zitten. Afl./Sam.: bisser (zie ald.); - bisjaar (Evenmin is zij van toepassing op studenten die in het herkansingsjaar van studierichting veranderen, of die hun bisjaar komen volgen te Leuven vanuit een andere universiteit, Alumni 1979, 1, 4); - bisstudent, zittenblijver (Ve...

v.; (van koeien), bauje, bauwe, bôgje, biizje.