Wat is de betekenis van Bingo?

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bingo

1) (1980) (inf.) uitroep van verrassing, gewoonlijk in reactie op iets dat plots, snel en onverwacht gebeurt: `hoera; raak'. De kreet bingo werd oorspronkelijk gebruikt in het bingospel (dat volgens ‘The Barnhart Dictionary of Etymology’ in 1929 ontwikkeld werd uit het lotto. De kreet was er volgens dit woordenboek al eerder!),...

2024-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bingo

bingo - Zelfstandignaamwoord 1. (spel) kansspel, waarbij elke speler een eigen formulier met rijen nummers heeft en hierop die nummers aftekent die door een spelleider willekeurig worden getrokken en omgeroepen, totdat een speler een complete rij afgetekende nummers heeft en "Bingo!" roept In het buurthuis...

2024-03-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bingo

bingo - zelfstandig naamwoord uitspraak: bin-go 1. kansspel waarbij deelnemers getallen moeten afstrepen op kaarten ♢ wie alle getallen op zijn kaart heeft afgestreept, roept 'bingo' en heeft een prijsje gewonnen Zelfstandig naamwoord: bin...

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Bingo

Bingo - informele uitroep van verrassing, gewoonlijk in reactie op iets dat plots, snel en onverwacht gebeurt: ‘hoera; raak’. Ondanks alle tegenwind toch even twee bingo’s op deze plaat, kwestie van even aan de oude vrienden te laten horen dat de magie nog wel degelijk in de vingers zit. Humo, 24-01-84 Als je die mensen rond een tafel zet en je mo...