Wat is de betekenis van Binder?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

binder

binder - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) afkorting voor boekbinder 2. iemand of iets die of dat bindt 3. machine voor het binden van schoven graan Woordherkomst afgeleid van binden met het achtervoegsel -er Zie ook Binder

2024-04-25
Begrippenlijst Lenntech

Lenntech (2016)

Binder

Binder zijn chemicaliën die korte vezels bijeenhouden in een cartridge-filter.

2024-04-25
Woordenboek Nederlandse termen van Bibliotheek en documentaire informatie

dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)

binder

zie: boekbinder.

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

binder

1. Band (aan een kledingstuk). Toch zag Pol hoe ’t zweet uitdreef van onder haar zwarte muts, waarvan de fluwelen binders haar oren bedekten en onder haar kin tot een strik saamgebonden waren, ELSSCHOT 1960, 191. De satijnen muts met binders staat op haar dicht blond haar, DE PILLECYN 1962, 8. 2. (Spreekt., gewest.) In toep. een kind dat er...

2024-04-25
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Binder

1 (boek)binder; 2 losse band; 3 band; 4 bindmiddel; 5 bindsteen; 6 bindery, boekbinderij.

2024-04-25
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Binder

binder; kuiper; strikdas; spantconstructie.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Binder

m. (-s), 1. hij die bindt, in ’t bijz. boekbinder; 2. (gew.) halster van een paard; — (Zuidn.) band aan een kledingstuk; 3. (Zuidn.) rover.

2024-04-25
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

binder

buikband; obstetric binder, zwangerschapscorset.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

binder

m. binders (1 iem., die bindt inz. boekbinder; 2 bloemenbinder; schovenbinder): 1. breng deze boeken naar den binder; 2. de binders rangschikken de bloemen tot bloemstukken.