Wat is de betekenis van bijter?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bijter

Het begrip bijter heeft 4 verschillende betekenissen: 1) dier dat bijt. dier dat bijt, bijvoorbeeld een hond of fret die bijt. 2) iemand die anderen bijt. persoon die anderen bijt. 3) doorzetter. persoon die zich ergens in vastbijt; persoon die vasthoudend is; verbeten persoon; doorzetter. Vaak in de verkleiningsvorm. In h...

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bijter

1) (1906) (Barg.) nijptang. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1914) • (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. 1914) • (J.G.M. Moormann: De geheimtalen. 1934) • (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • (Henry Roskam: Boeven-jargon. 1948) 2) (1994) (ra...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bijter

bijter - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die bijt Woordherkomst Naamwoord van handeling van bijten met het achtervoegsel -er

2024-04-20
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Bijter

V-vormige snaarschijf, waarin de snaar praktisch niet kan doorsullen.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bijter

m. (-s), 1. hij die bijt; eter ; 2. tand ; 3. (gew.) hij heeft zijn bijters aan, zijn schoenen zijn kapot.

2024-04-20
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

bijter

nijptang.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bijter

m. (-s; -tje) 1. Eig. hij die bijt. 2. Metn. tand om mee te bijten.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bijter

m. (-s), 1. hij die bijt; eter; 2. tand.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

bijter

bijter - m., (argot) nijptang.