Wat is de betekenis van bijeen?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bijeen

bijeen - Bijwoord 1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord: tezamen in een groep bijeenzijn: Zij waren die dag bijeen om het jubileum te vieren. 2. in elkaars nabijheid Alles bijeen zal het dus wel op een kleine 100 regels neerkomen....

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bijeen

bijeen - bijwoord uitspraak: bij-een 1. bij of met elkaar ♢ we zaten gezellig bijeen rond het vuur Bijwoord: bij-een Synoniemen gezamenlijk, samen, tezamen Tegenstellingen afzonderlijk, alleenstaand, apart

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

bijeen

(bw.) bij elkaar. Het kernkabinet komt dan bijeen. - FET, 25-03-2003 - alles bijeen, alles bij elkaar genomen, alles welbeschouwd. ‘We hebben gekregen waarvoor we zijn gekomen’, wist Wetteren-trainer Wim xxx. ‘Voor hetzelfde geld bleven we met lege handen achter. Al vind ik dit gelijkspel alles bijeen billijk.’ - L...

2024-04-25
Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

BIJEEN

maandblad internationale samenleving godsdienst en onderwijs, uitgave van de stichting Gezamenlijke Missiepubliciteit, eerst gevestigd te Deurne, sinds 1984 in ’s-Hertogenbosch. De stichting komt ook met boekuitgaven.

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

bijeen

In de gesproken standaardt. bijna steeds: bij elkaar; - in de verb. alles bijeen, alles welbeschouwd, over ’t geheel genomen. (Gall., naar fr. somme toute). Alles bijeen toch een ruime wagen waarvan de instap bovendien vlot gaat, Touring 12/2/1978, p. 7.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bijeen

adv., byinoar, gear.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bijeen

bw., geeft te kennen, dat twee of meer zelfstandigheden dicht in elkanders nabijheid zijn; soms ook dat zij een zekere eenheid, een groep vormen: de huizen van dit dorp staan dicht bijeen (vgl.: de meeste huizen dezer rij staan dicht aaneen); ik heb nog nooit zo’n verzameling bijeen gezien. In de spreekt, is bij elkaar gewoner. Bijeen komt me...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bijeen

bw. (bij elkander, te zamen); w.w. worden, inz. indien de vereniging het gevolg is van de werking, met bijeen aaneengeschreven en zijn scheidb., b.v. bijeenbrengen.