Wat is de betekenis van Bijdraaien?

bijdraaien - Werkwoord Woordherkomst samenstelling van bij(bijwoord) en draaien(werkwoord) Synoniemen [2] bezwijken, zwichten, wijken, capituleren

Wacht maar rustig af, je vader draait wel bij: vader bedaart wel.

Bijdraaien - het nagenoeg gaan stilliggen van een schip. Bij zeiljachten kan dit door het grootzeil strak aan te halen en de fok bak te zetten. Bij motorvaartuigen haalt men de vaart uit het schip en probeert het op dezelfde plaats te houden.

v., bydraeije.

(draaide bij, heeft en is bijgedraaid), 1. bij werken (van draaiers); 2. (zeew.) de zeilen zo brassen dat het schip niet meer vooruitgaat (inz. om een ander schip te naderen); ook absol.: de kapitein liet bijdraaien ; — (fig.) minder koppig worden, langzamerhand toegeven, inschikkelijk, meegaande worden.

noemt men het stilleggen van een zeilschip dat onder zeil is, door in de wind op te draaien, (z zeilen). Tegenwoordig spreekt men ook wel van het „bijdraaien” van stoomschepen, wanneer deze de machines stoppen en een zodanige koers sturen, dat er enige lij gemaakt wordt, waarin bijv. een sloep langszij kan komen.

draaide bij, i. en h. bijgedraaid (van een schroef: vaster aandraaien; zeew. de zeilen zo stellen, dat sommige wind vatten, andere niet, zodat het schip bijna stilligt): fig. hij zal wel weer bijdraaien, toegeven.

Bijdraaien - is bij het zeilen met tegenstaande fok en het roer aan leizijde tegen den wind in gaan liggen, zoodat het schip zeer weinig vaart maakt. Bij stoom- en andere schepen is dit vaart minderen in de richting van een bepaald schip of voorwerp.

('bij) (draaide bij, heeft bijgedraaid) 1. vast(er) aandraaien : schroeven -. 2. Zeew. de zeilen zo stellen dat sommige wind vatten, andere niet, zodat het schip een ander kan naderen : om iemand op te nemen. 3. langzamerhand toegeven : toen begon hij wat bij te draaien.