Wat is de betekenis van bibberen?

2025-06-18
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-18
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bibberen

(bibberde, heeft gebibberd), sterk beven, rillen (van koude): bibberen als een juffershondje ; bibberen van angst.

2025-06-18
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

bibberen

1) (1969) (Barg.) geslachtsgemeenschap hebben. De achterliggende gedachte is: heen en weer gaan. • (Enno Endt: Een taal van horen zeggen: Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969) • Bibberen: ook 'bobberen', geslachtsgemeenschap hebben. (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974) • (Hans Hees...

2025-06-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bibberen

bibberen - Werkwoord 1. (inerg) hevig trillen van kou of angst Zij bibberde van de kou ondanks de extra deken. Woordherkomst (freqtt) Oudhoogduits biben "beven" met het achtervoegsel -er Synoniemen rillen, beven

2025-06-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bibberen

bibberen - regelmatig werkwoord uitspraak: bib-be-ren 1. snel een klein beetje bewegen ♢ we zaten te bibberen van de kou Regelmatig werkwoord: bib-be-ren ik bibber jij/u bibbert ...

2025-06-18
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

bibberen

bibberen - ook: bobberen, geslachtsgemeenschap hebben; eig. ‘heen en weer gaan’. Zie ENDT.

2025-06-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bibberen

v., bibberje, trilje, skodzje.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-06-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)