Wat is de betekenis van bezig?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bezig

bezig - Bijvoeglijk naamwoord 1. aan het werken Bezig met de afwas. Ik ben bezig, ik heb het druk, ik ben bezet. 2. altijd aan het werken, vlijtig Hij is een bezig persoon. bezig - Werkwo...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bezig

bezig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: be-zig 1. wie ergens aan werkt ♢ we zijn bezig met de afwas 1. hij is weer bezig [verzuchting als iemand opnieuw iets vervelends doet] ...

2024-04-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Bezig

in modieuze uitdr. als te gek bezig; verkeerd bezig; waar zijn wij mee bezig? Het woord bezig wordt sinds het begin van de jaren tachtig gebruikt (oorspr. in de zachte sector) m.b.t. activiteiten die verricht worden op een manier die door de bepaling wordt aangegeven. Voor het eerst gesignaleerd door Reinsma 1984 en later nog door Kuitenbrouwer 198...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bezig

adj. & adv., be(u)zich, dwaende drok; ergens meezijn, earne oer mei to set wêze, eat by de ein hawwe earne oer, om gear wêze, earne mei to wurk wêze, eat by, ûnder hannen hawwe; — zijn, oan 'e gong wêze, piele; voortdurend met ietszijn, mei eat...

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bezig

bn. bw., 1. (op een zeker ogenblik) werkzaam aan of met iets : hij is met zijn werk bezig ; hij is aan zijn opstel bezig ; ik was bezig te (of met) schrijven ; ben je nog niet klaar met dat karweitje? ik ben bezig ; — hij is de ganse dag bezig, hij werkt voortdurend ; — met iem. bezig zijn, in o...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bezig

bn., bw. (1 werkzaam, bedrijvig; 2 onledig met, werkende aan): 1. hij is de hele dag bezig; bezige mensen; is hij weer bezig; 2. zich bezig houden met; bezig met een nieuwe uitgave; aan iets bezig zijn; iem. bezig houden, a) iem. in beslag nemen, b) zijn aandacht vergen.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bezig

('be:zəch) bn. en bw. (–er, –st; meer –, meest –) 1. werkzaam : de ganse dag aan iets – zijn; een – leven; iemand of zich – houden, in beslag nemen, zijn aandacht vergen. Syn. onledig. 2. belet hebbend : is mijnheer –? 3. ruzie makend : is hij weer –?.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bezig

bw. en bn., 1. (op een zeker ogenblik) werkzaam aan of met iets: hij is met zijn werk bezig; hij is aan zijn opstel bezig; ik was met schrijven; hij is de hele dag al bezig, hij werkt voortdurend; met iemand bezig zijn, in onderhandeling zijn; oneig.: hij is altijd bezig met zijn school, denkt altijd daaraan; 2. onledig, bedrijvig, werkzaam (als du...