Wat is de betekenis van bewoner?

2024-04-16
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bewoner

Het begrip bewoner heeft 2 verschillende betekenissen: 1) iemand die ergens woont. iemand die een huis, straat, streek, dorp, stad, wijk of land bewoont; iemand die in een bepaalde plaats of een bepaald gebied woont; iemand die ergens woont; iemand die iets bewoont. 2) dier dat ergens woont. dier dat op enige plaats of in een bepaald...

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bewoner

bewoner - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die in of op iets woont Woordherkomst afgeleid van bewonen met het achtervoegsel -er Verwante begrippen [1] inwoner

2024-04-16
Vastgoedmanagement

Willem G. Keeris (2018-2019)

Bewoner

Bewoner is de algemeen gehanteerde, niet gespecificeerde benaming voor het begrip, waarmee de persoon wordt aangeduid, die in het betreffende vastgoedobject woonachtig is. Zie ook: hoofdbewoner, vastgoedobject en wonen. Het begrip is niet eenduidig gedefinieerd. Zo wordt het ook wel algemeen betrokken op de vaste gebruikers van een vastgoedobject...

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bewoner

bewoner - zelfstandig naamwoord uitspraak: be-wo-ner 1. wie in een gebied of een huis woont ♢ de bewoners van deze flat voeren actie Zelfstandig naamwoord: be-wo-ner de bewoner de bewone...

2024-04-16
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

bewoner

Neutrale en dus politiek correcte benaming voor een kraker. Dit laatste woord heeft de laatste jaren een ongunstige klank gekregen. De Kalenderpanden zijn al drie jaar gekraakt. In die tijd zijn de historische pakhuizen cultuurpanden geworden, menen de krakers, die zichzelf liever bewoners noemen. Gelders Dagblad, 29-01-2000

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bewoner

s., biwenner.

2024-04-16
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bewoner

m. (-s), die een huis, een stad enz. bewoont; — de bewoners der zee, de zeedieren, inz. de vissen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bewoner

m. bewoners (iemand, die een huis, een dorp enz. bewoont); de bewoners der grote steden; bij overdr. de bewoners der zee, de zeedieren.