bevuilen
bevuilen - Werkwoord 1. (ov) blootstellen aan vuil ♢ Hij bevuilde van de schrik zijn nieuwe pak. Woordherkomst Afgeleid van vuil met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -en
Wiktionary (2019)
bevuilen - Werkwoord 1. (ov) blootstellen aan vuil ♢ Hij bevuilde van de schrik zijn nieuwe pak. Woordherkomst Afgeleid van vuil met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -en
Muiswerk Educatief (2017)
bevuilen - regelmatig werkwoord uitspraak: be-vui-len 1. vies of smerig maken ♢ je moet je nieuwe kleding niet meteen bevuilen Regelmatig werkwoord: be-vui-len ik bevuil jij/u bevuilt...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., bismoargje, bismoarkje, bism(j)irkje, bikladzje, bikladderje, bibargje, bigrieme, ûnderbargje, ûndergrieme, bimjuksje, biklúnje; (met modder), bimodderje; (met uitwerpselen), bikwitse, bikwytse; zich —, jin tabargje, jin tameitsje.
J.H. van Dale (1898)
BEVUILEN, (bevuilde, heeft bevuild), vuil maken, bezoedelen; — zich bevuilen, (gemeenz.) zich bedoen, zich bezoedelen met zijn afgang. BEVUILING, v.
I.M. Calisch (1864)
Bevuilen, bw. gel. (ik bevuilde, heb bevuild), vuil maken, bezoedelen. ZICH -, ww. onderdoen. *...WAAIJEN, (B. ...IEN), bw. gel. en ong. (ik bewaaide of bewoei, heb bewaaid), toewaaijen; den wind laten gaan over; laten -, luchten.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: