Wat is de betekenis van Beurt?

2023-12-09
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

beurt

(1960+) (euf.) seks: 'een goeie beurt'. Vgl. grote beurt*. • Het enige wat jij nodig had, was een goeie beurt. (Lydia Rood: Louter lust. 1997) • Ze heeft hem voor een driedubbele beurt betaald, zich verlustigd aan de lul van een arme sloeber, maar wil hem niet herkennen in haar dure buurt, waar alle neuzen voor hem de...

2023-12-09
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

beurt

beurt - Zelfstandignaamwoord 1. een gelegenheid of opdracht die bij afwisseling aan één persoon uit meerdere gegeven wordt De spelregels zeggen dat je dan je beurt moet overslaan. Wacht even, je moet wel op je beurt wachten. 2. om de beurt...


Direct alle 13 resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-12-09
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

beurt

beurt - zelfstandig naamwoord 1. keer dat iemand of iets behandeld wordt ♢ wie is aan de beurt? 1. de keuken krijgt een grote beurt [wordt grondig schoongemaakt] 2. hij maakte e...

2023-12-09
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

beurt

Het ogenblik waarop een speler mag bieden of mag spelen.

2023-12-09
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

beurt

(de; -en) - met andere spelers geregeld afwisselend de bal slaan: bij beurten; (ook) om beurten; (ook) om de beurt; (ook) beurt om beurt, in geregeld afwisselende volgorde; voor zijn beurt de bal slaan, de bal slaan als een andere speler aan de beurt is.

2023-12-09
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Beurt

een geven seksueel gebruiken; bevredigen. Ook een goede beurt geven. Bet. eigenlijk ‘er flink van langs geven; grondig schoonmaken’. Daarom ook vanuit het mannelijk standpunt. Degene die de daad ondergaat, de vrouw dus, krijgt een beurt.Zie ook met de grote beurt naar huisgaan. ... en als de Kunstenaar zelf een waterglas vol jenever leegslurpt (‘d...

2023-12-09
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Beurt

s., bar; bij -en, om bar(ren); om de —, bar om, foar bar; aan de —, oan bod; tevallen, barre (meije).

2023-12-09
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beurt

v. (-en), 1. in de uitdr. te beurt vallen, gebeuren aan, ten deel vallen aan (alleen van iets gunstigs); 2. met andere geregeld afwisselend voorval, zulk een handeling die met iets of iem. geschiedt: bij beurten; beurt om beurt; om de beurt, in geregelde volgorde; — aan de beurt zijn, in de omstandigheid da...

2023-12-09
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beurt

v. beurten (1 in uitdrukkingen: loop der omstandigheden; lotgeval; 2 geregelde, volg- of rangorde in bijzondere toepassingen): 1. iets valt iem. te beurt; 2. beurt om beurt; om beurten (afwisselende voorvallen, behorende bij een vaste orde), bij afwisseling; op mijn beurt, het is uw beurt; wacht je beurt af; niet voor je beurt spreken; aan de beurt...

2023-12-09
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

beurt

v. (-en) [~ gebeuren] I. Eig. loop der gebeurtenissen, der omstandigheden, alleen nog in uitdr.: een goede maken, geluk hebben; iets valt iemand te -, iets gunstigs valt hem ten deel. Syn. ➝ bejegenen. II. Metn. 1. Algm. afwisselend voorval, geval in de loop der gebeurtenissen, meestal in uitdr.: wacht je af; op mijn -; aan de van aftreding zijn;...

2023-12-09
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Beurt

v./m. (-en), 1. in de uitdrukking te vallen, gebeuren aan, ten deel vallen aan (alleen van iets gunstigs); 2. met andere geregeld afwisselend voorval: bij beurten; om de beurt, in geregeld afwisselende volgorde; voor zijn beurt gaan, voorgaan; aan de beurt zijn, in de omstandigheid dat een bepaalde handeling met iemand geschiedt: de beurt hebben; a...

2023-12-09
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Beurt

BEURT, v. (-en), geregelde volgorde wacht uwe beurt af; wie is aan de beurt ? de beurt hebben; aan de beurt komen; geene beurt krijgen, niet geholpen worden; (ook) geene vraag krijgen; bij beurten, bij afwisseling; (ook) zoo nu en dan; — om de beurt, ieder op zijne beurt; — eene beurt van een ander overnemen; — een op bepaalden...

2023-12-09
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Beurt

Beurt, v. (-en), rangorde; - om -; bij -en, beurtelings; te - vallen, verwerven; (fig.) eene geduchte - krijgen, beknord worden. *-ELINGS, bijw. *-ELINGSCH, bn. bij beurten. *-MAN, m. (-nen, ...lieden), schipper -, schip in de beurt varende. *-SCHIPPER, m. (-s). *-WISSELING, v. (-en).